|
||||||||
Voor een niet-kenner als ondergetekende, is dit een nieuwe naam. Mensen die het wereldje wel kennen, weten dat dit vijftal enkele jaren geleden al een mini’tje uitbrachten met dezelfde titel en dezelfde hoes, maar niemand zal het me kwalijk nemen, als ik deze full-CD als “debuut” bestempel. Enfin, dat hoop ik toch… Bloom is de groepsnaam waarachter zich vijf mensen uit de impro-scene schuilhouden. Eentje van hen, gitarist Quetin Stokart, kan je kennen van bij Edi Olvitt of als kompaan van Tom Malmendier en Frans Van Isacker. Hij is op deze plaat verantwoordelijk voor de even nummer, terwijl de oneven nummers het resultaat zijn van collectieve improvisaties van alle bandleden samen. Op tenorsax is er Bruno Grollet, in wiens Quartet Stokart ook gitaar speelt. Altsax en basklarinet zijn in handen van Clément Dechambre en aan de bas bepaalt Manolo Cabras het verloop der gebeurtenissen. Zijn naam kennen we dan weer van bij zijn eigen Quartet en van opnames met Lynn Cassiers, Eve Beuvens en Erik Vermeulen, terwijl we drummer Alain Deval wel eens aan het werk zagen met Toine Thijs en destijds met Collapse. Best wel wat ervaring bijeen dus en dat uitte zich die 17de en 18de april van 2019, toe de vijf in Werkhuis Walter aan de slag gingen, eerst met de zes composities van Stokart en gaandeweg, om niet te zeggen tussendoor, sloeg de collectieve impro-bacil toe en daaruit resulteerden nog eens vijf -eerder korte- stukken, zodat de hele oogst precies de twee kanten van een elpee vult. Ik vermeldde het al; de nummers van Stokart worden netjes met de collectieve improvisaties afgewisseld en dat doet de plaat veel goed. Je mag immers niet onderschatten welke inspanning muziek als deze vergt van de luisteraar. Opener “De Nouveau” lijkt een beetje op de openingstoespraakjes, die je wel eens hoort bij een vormingssessie: iedereen stelt zich voor, het afsprakenkader wordt overlopen en zodra alles voor iedereen duidelijk is, worden de echte werkzaamheden aangevat. Op het collectieve vlak is dat “Monotone” een flikkerende, hyperkinetische track die zijn titel niet helemaal gestolen heeft. Dat is trouwens iets wat ik me al langer afvraag: hoe verzint een artiest een titel voor iets dat hij net gecomponeerd heeft? Bij “Kimchi” kan ik mij iets Koreaans voorstellen, maar “tuft”, “Kale”, “Hum” en “Chi”…? Ik ken dan weer wel net voldoende Luikse dialectwoorden om te weten dat “Tchinisse” zoveel betekent als “klein dinhetje”, iet wat zeker gepast is voor een nummertje van nauwelijks 76 seconden. Soit, dat neemt allemaal niet weg dat de vijf heren enkele heel straffe dingen ineen wisten te draaien: dat lijken in het begin momentopnames of snapshots te zijn, maar als je een paar keer opnieuw luistert, merk je dat de dingen toch iets geraffineerder ineen zitten dan dat. De vijf zijn weliswaar ieder met zijn eigen ding bezig, maar ze verliezen nooit uit het oog dat het uiteindelijk om het groepsresultaat zal draaien en dat ze dus best als één team spelen. Dat doen ze en zo leveren ze een heel fijne, absoluut niet te moeilijke plaat af, die uitnodigt om de band live te gaan bekijken. (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||